Met een vlotte pas rent de hardloper een heuveltje op, zijn longen gaan in de overdrivestand. Hij wordt kortademig en zijn ademhaling wordt sneller. Meer lucht moet hij hebben, meer lucht om zijn snelheid vast te houden maar helaas, zijn snelheid neemt af. Hij stopt en buigt voorover, langzaam herstelt hij en loopt weer rustig verder.